Het vijfde en laatste schaakraadsel was: Welk stuk staat op veld h4?
Stap 1:
1. Het eerste dat opvalt in de stelling is dat de zwarte koning schaak staat met de toren op d7. Hoe heeft deze toren schaak kunnen zetten?
De enige mogelijke manier waarop dit schaak tot stand kan zijn gekomen is doordat een witte pion van c7 gepromoveerd is tot een toren op veld d8.
2. De gepromoveerde witte pion moet afkomstig zijn van veld f2 of veld g2 (en dus via veld c7 gepromoveerd zijn).
3. De gepromoveerde witte pion heeft op weg naar het promotieveld dus 4 stukken geslagen (vanaf f2) of zelfs 5 stukken geslagen (vanaf g2).
4. Er zijn nog 10 (of 11) zwarte stukken op het bord. Er kunnen maximaal 6 zwarte stukken geslagen zijn.
5. De zwarte loper van f8 moet op zijn beginveld zijn geslagen en is dus niet door de gepromoveerde pion geslagen.
6. Als de gepromoveerde witte pion dus afkomstig zou zijn van g2, dan is er verder geen zwart stuk meer geslagen. Dat kan echter niet, want de pion van g3 moet dan afkomstig zijn van f2 door middel van het slagen van een zwart stuk. De gepromoveerde witte pion is dus afkomstig van f2.
Stap 2:
1. Op veld h4 kan dus nog een zwart stuk staan, want er is misschien nog een zwart stuk op het bord.
2. Het kan geen zwarte toren of dame zijn. In dat geval zou de witte koning schaak staan. Maar dat is niet het geval want de laatste zet van wit is immers de promotie op veld d8 geweest.
3. Als er dus een zwart stuk op veld h4 staat, dan is het een loper, paard of pion.
Stap 3:
1. Welk zwart stuk is eigenlijk geslagen op veld d8?
2. Het kan geen toren of dame zijn geweest, want dan had de witte koning op h8 schaak gestaan. Het was niet mogelijk om een dergelijk stuk naar veld d8 te verplaatsen (bedenk dat op c7 een witte pion stond!) of een ander zwart stuk tussen het schaakgevende stuk en de witte koning weg te zetten.
3. Het kan ook geen originele zwarte loper zijn geweest. De witveldige zwarte loper kan sowieso niet op veld d8 hebben gestaan en de zwartveldige zwarte loper is immers geslagen op zijn beginveld f8.
4. Op veld d8 is dus een paard geslagen of een gepromoveerde zwarte loper.
5. Omdat er nog 2 paarden op het bord staan betekent dit dat er altijd een zwarte pion gepromoveerd moet zijn.
6. Dit betekent ook meteen dat op veld h4 geen zwart stuk kan staan: de missende zwarte pion is gepromoveerd tot paard of loper. Als de promotie tot loper is geweest, dan is die loper geslagen op veld d8. Als de promotie tot paard is geweest dan is dat paard geslagen op d8 of nog steeds op het bord aanwezig, en is een origineel paard op d8 geslagen.
7. Conclusie: op h4 staat een wit stuk.
Stap 4:
1. De zwarte pion op a6 is afkomstig van b7.
2. De zwarte pion op c4 is afkomstig van f7.
3. Gezamenlijk hebben deze 2 pionnen 4 witte stukken geslagen. Al deze stukken zijn op een wit veld geslagen.
4. De gepromoveerde zwarte pion moet afkomstig zijn van h7 en gepromoveerd op g1. Deze pion heeft op weg naar het promotieveld een wit stuk geslagen op veld g2. De pion op g3 is immers afkomstig van veld g2, zoals we bij stap 1 al hebben aangetoond. Ook dit witte stuk is dus geslagen op een wit veld.
5. Op het bord staan nog 10 witte stukken (exclusief het stuk op veld h4).
6. Van de 6 ontbrekende witte stukken zijn er dus 5 stukken geslagen op witte velden. Het enige ontbrekende witte stuk dat niet op een wit veld kan komen is de zwartveldige loper.
7. Omdat op veld h4 een wit stuk moet staan (zie stap 3), moet dit dus wel de zwartveldige witte loper zijn.
Oplossing: Op veld h4 staat een witte loper.